woensdag 9 augustus 2017

Evangelisatie



Mensen die evangeliseren zijn immer van een zeker snit. Vol vuur stormen ze op je af en zouden je het liefst het evangelie met kracht in de strot persen, onder het uitroepen van: zo het woord Gods zit er in.

Hun woordenschat is er ook een waarvan ik bemerk dat het de tale Kanaäns verre overtreft. Je moet minimaal je halve leven in de kerk hebben gezeten om een klein beetje te begrijpen wat ze je willen duidelijk maken.
“Meneer mag ik u wat zeggen?”
Ik: ”Jazeker.”
“U hebt de Heer nodig.”
Ik:” neen, dank u, ik ben geen liefhebber van gevulde chocolade.”
“Nee meneer, u moet niet spotten, Hij wast u schoon van alle vuiligheid.”
Ik: ”Wie? ‘
“De Heer natuurlijk.”
Ik: ’Oh u verkoopt wasmiddelen, nee wij hebben al.”
“U mag niet spotten met de Heer toe nou.”
Ik “Is het zo’n goed middel dan?”
“Meneer laten wij samen de Heer prijzen, dan krijgt uw leven zin.”
Ik:” gaat het waspoeder in de aanbieding dat ik moet helpen met prijzen dan?”
“Meneer kent uw Gods lof dan niet?”
Ik: ”Nee, sorry enkel witlof.”
“Meneer ik ga u een traktaat geven.”
Ik:” nou een traktatie gaat er wel in, doe maar een appelpunt.”
“Meneer kent u het zoenoffer dan geheel en al niet?”
Ik:’ Nee ik ken enkel de natte zoenen van mijn vrouw die zijn op zich een redelijke opoffering.
“Meneer u dient uw oude kleding uit te doen en van u te werpen.”
Ik: ’maar dan sta ik in mijn blote kont op straat.”
“Meneer met u valt niet te praten.”

Ik:’ Dat zegt mijn vrouw ook al.”